Met bankbeslag de beslagvrije voet omzeilen

Met bankbeslag de beslagvrije voet omzeilen
25/11/2017 19:59 uur

Een deurwaarder heeft namens een schuldeisers beslag op een bankrekening gelegd waarop alleen een bijstandsuitkering en zorg- en huurtoeslag binnen komt. Dit terwijl de debiteur voorafgaand aan dit beslag voldoende inzage heeft gegeven in de inkomenspositie, wo dat er al beslag op de bijstandsuitkering was gelegd. Het bankbeslag had tot gevolg dat de vaste lasten niet meer konden worden betaald. Een verzoek tot terugbetaling van de in beslag genomen bedragen werd afgewezen. Via een kort geding is opheffing van het beslag gevorderd. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam oordeelt als volgt:

De beoordeling
(…)
4.3 Uitgangspunt is dat een schuldeiser zich op alle goederen van de schuldenaar mag verhalen, tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt. Het verhaalsrecht van de schuldeiser wordt onder andere beperkt door de regeling van de artikelen 475c tot en met 475g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), waarin is bepaald – kort gezegd – dat bij beslag op uitkeringen die strekken tot levensonderhoud een beslagvrije voet in acht dient te worden genomen. Die artikelen strekken er blijkens de toelichting toe te voorkomen dat een schuldenaar een beroep op een bijstandsuitkering zou moeten doen. Globaal gezien dient de schuldenaar voor de voorziening in zijn levensonderhoud te kunnen beschikken over 90% van de voor hem of haar geldende bijstandsnorm.
Op grond van de wet geldt verder een beslagverbod voor bepaalde periodieke inkomstenbronnen zoals huurtoeslag en zorgtoeslag.

4.4. [eiseres] heeft door overlegging van recente uitkeringsspecificaties genoegzaam aannemelijk gemaakt dat zij over geen ander inkomen beschikt dan een bijstandsuitkering. Dat zij over andere inkomsten zou kunnen beschikken zoals “schenkingen van derden, opbrengsten uit kleinhandel of werkzaamheden voor eigen rekening”, zoals [gedaagde] suggereert, is niet aannemelijk, aangezien dat door de uitkerende instantie wordt getoetst en dan met de bijstandsuitkering wordt verrekend. Ook het beschikken over vermogen, althans vermogen hoger dan een bescheiden vrij te laten vermogen (voor een alleenstaande is dat € 5.940,-) staat bijstandsverlening in de weg. Er zijn voorshands geen aanwijzingen dat [eiseres] over een dergelijk (vrij te laten) vermogen beschikt.

4.5. Nu in dit geval sprake is van beslag op een banksaldo en niet op een periodieke uitkering, geldt strikt genomen geen beslagvrije voet of beslagverbod, aangezien de wetsbepalingen zo zijn geformuleerd dat de beslagrestricties gelden voor de vorderingen van de uitkerings- of tegemoetkomingsgerechtigde op de uitkerende instantie en niet op de vordering van die gerechtigde op het door de bank voor hem aangehouden positieve banksaldo, voor zover dat is ontstaan als gevolg van de storting van uitkeringen waarop geen beslag mogelijk is. Dat neemt niet weg dat een beslag op bankrekeningen die uitsluitend worden gevoed door periodieke uitkeringen waarop geen beslag mogelijk is, zonder toepassing van de beslagvrije voet, onrechtmatig kan zijn, indien aannemelijk is dat deze wetsbepalingen daarmee worden omzeild, met als gevolg dat de schuldenaar onvoldoende middelen overhoudt om te kunnen voorzien in zijn eerste levensbehoeften (een beroep moet doen op de bijstand, of zelfs van een bijstandsuitkering verstoken raakt). Ook kan in zo’n geval sprake zijn van misbruik van de executiebevoegdheid. Een zodanig geval doet zich hier voor. Daarvoor is het volgende redengevend.

4.6. [eiseres] heeft al jarenlang een bijstandsuitkering. Zij heeft nog in het recente verleden – eind 2016 – de voor [gedaagde] optredende deurwaarder uitgebreid van haar inkomenssituatie op de hoogte gesteld, met toezending van bewijsstukken en met de vermelding dat in 2011 al beslag op haar uitkering was gelegd. [gedaagde] was dus op de hoogte van de financiële situatie van [eiseres], althans behoorde dat te zijn. Nu [gedaagde] zelf de vordering ter incasso uit handen heeft gegeven aan Syncasso, wordt de aan Syncasso verstrekte informatie geacht ook aan [gedaagde] ter beschikking te zijn gesteld. [gedaagde] heeft overigens niet gesteld dat zij niet van de brieven uit 2016 op de hoogte was, maar alleen dat deze inmiddels achterhaald zouden kunnen zijn, omdat zij al van ongeveer een jaar geleden dateren.

4.7. [gedaagde] heeft op 24 augustus 2017 zonder enige voorafgaande aankondiging executoriaal beslag gelegd op de bank- en spaarrekeningen van [eiseres] . Anders dan [gedaagde] kennelijk meent, lag het niet op de weg van [eiseres] om [gedaagde] (of Syncasso) nadere informatie aangaande haar financiële situatie te verstrekken, zolang deze situatie ongewijzigd was. In de gegeven omstandigheden lag het meer in de rede dat [gedaagde] (Syncasso) nadere informatie bij [eiseres] zou hebben opgevraagd, alvorens tot beslaglegging over te gaan.

4.8. Anders dan [gedaagde] heeft betoogd, is voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] geen andere inkomsten heeft dan de op haar bankrekening gestorte uitkeringen op minimumniveau en dat zij door de beslaglegging in financiële problemen is geraakt, omdat zij haar vaste lasten niet meer kan betalen. Er zijn geen aanwijzingen dat zij over andere bank- en spaarrekeningen beschikt dan de huidige drie, waarvan de saldi op nul staan, respectievelijk negatief. Verder heeft [eiseres] verklaard binnenkort een afspraak te hebben met een schuldhulpverleningsinstantie. Voorshands bestaat geen aanleiding om aan de juistheid van die verklaring te twijfelen. Ook de omstandigheid dat [eiseres] beschikt over twee spaarrekeningen, biedt geen grond om aan te nemen dat zij andere inkomsten heeft dan de uitkering en de toeslagen. De bedragen die daarop stonden waarin immers gering van omvang en [eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de gestorte bedragen van haar eigen (andere) rekening(en) afkomstig waren. Bovendien heeft zij in 2016 al volledige openheid van zaken gegeven jegens Syncasso, ook over deze spaarrekeningen, zo blijkt uit de onder 2.6 genoemde brief met bijlagen. Het uitgavenpatroon van [eiseres] biedt geen aanleiding om daarover anders te oordelen. De uitgaven voor de loterij, het telefoonabonnement en de “healthclub”, van respectievelijk € 13,-, € 16,99 en € 62,92, waarop [gedaagde] in dit verband heeft gewezen, leggen daartoe onvoldoende gewicht in de schaal.

4.9. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [gedaagde] door het leggen (en handhaven) van het executoriaal beslag van 28 augustus 2017 zonder daarbij rekening te houden met de beslagvrije voet en zonder voorafgaande aankondiging, onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] . Zij heeft haar executiebevoegdheid misbruikt. De primaire vordering zal dan ook worden toegewezen, waarbij het in de rede ligt dat [gedaagde] de reeds in beslag genomen gelden aan [eiseres] terugbetaalt.

4.10. Voor een eventueel in de toekomst te leggen beslag dient [gedaagde] , althans de daarbij betrokken deurwaarder, de beslagvrije voet te berekenen, waarbij [eiseres] vanzelfsprekend desgevraagd op zo kort mogelijke termijn de benodigde informatie over haar inkomens- en vermogenspositie dient te verschaffen.

4.11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van [eiseres] .

De beslissing
De voorzieningenrechter

5.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen 24 uur na de betekening van dit vonnis de ten laste van [eiseres] gelegde beslagen onder de ABN AMRO BANK N.V. op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag, met een maximum van € 10.000,-;

5.2. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
– € 78,- aan griffierecht en
– € 816,- aan salaris advocaat;

5.3. veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt;

5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; Bovenkant formulier


ECLI:NL:HR:2014:3068 HOGE RAAD, 31-10-2014, 14/00873

Datum uitspraak:31-10-2014Datum publicatie:31-10-2014
Formele relaties:

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1952

Rechtsgebieden:Civiel recht
Bijzondere kenmerken:Cassatie in het belang der wet
Vindplaatsen:TRA 2015/16
NJ 2016/217
JBPR 2015/6
JIN 2015/3
JOR 2014/346
JAR 2014/299
JWB 2014/383
NJB 2014/2015
Prg. 2014/299
RvdW 2014/1203
RAR 2015/14
RBP 2015/2
AR 2015/269
TvPP 2015, afl. 1, p. 32
AR-Updates.nl 2014-0913
Rechtspraak.nl

Inhoudsindicatie: Cassatie in het belang der wet; vervolg op HR 6 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1342, NJ 2014/300. Valt eens per jaar uitgekeerd vakantiegeld onder de beslagvrije voet? Art. 475b e.v. Rv. Strekking regeling beslagvrije voet, minimaal noodzakelijke bestaanskosten, berekening. Karakter vakantiegeld, moment van uitbetaling. Overeenkomstige toepassing art. 475b lid 3 Rv; consequenties

0 replies

Leave a Reply

Want to join the discussion?
Feel free to contribute!

Leave a Reply